Слике страница
PDF
ePub

gaan waren, zagen zij een kolenvuur liggen, en visch daarop liggen, en brood.

10 Jezus zeide tot hen: Brengt van de visschen, die gij nu gevangen hebt.

come to land, they saw a fire of coals there, and fish laid thereon, and bread.

10 Jesus saith unto them, Bring of the fish which ye have now caught.

11 Simon Peter went up, and

11 Simon Petrus ging op, en trok het net op het land, vol groote vis-drew the net to land full of great schen, tot honderd drie en vijftig; en hoewel er zoo vele waren, zoo scheurde het net niet.

12 Jezus zeide tot hen: Komt herwaarts, houdt het middagmaal. En niemand van de discipelen durfde hem vragen: Wie zijt gij? wetende dat het de Heere was. 13 Jezus dan kwam, en nam het brood, en gaf het hun, en den visch desgelijks.

fishes, an hundred and fifty and three and for all there were so many, yet was not the net broken. 12 Jesus saith unto them, Come and dine. And none of the dis ciples durst ask him, Who art thou? knowing that it was the Lord.

13 Jesus then cometh, and taketh bread, and giveth them, and fish likewise.

14 Dit was nu de derde maal, 14 This is now the third time dat Jezus zijnen discipelen geo- that Jesus shewed himself to his penbaard is, nadat hij van de doo-disciples, after that he was risen den opgewekt was. from the dead.

15 Toen zij dan het middagmaal gehouden hadden, zeide Jezus tot Simon Petrus: Simon, Jona's zoon! hebt gij mij liever dan dezen? Hij zeide tot hem: Ja, Heere! gij weet dat ik u liefheb. Hij zeide tot hem Weid mijne lammeren. 16 Hij zeide wederom tot hem ten tweeden maal: Simon, Jona's zoon! hebt gij mij lief? Hij zeide tot hem: Ja, Heere! gij weet dat ik u liefheb. Hij zeide tot hem: Hoed mijne schapen.

17 Hij zeide tot hem ten derden maal: Simon, Jona's zoon! hebt gij mij lief? Petrus werd bedroefd, omdat hij ten derden maal tot hem zeide: Hebt gij mij lief? en zeide tot hem Heere! gij weet alle dingen, gij weet dat ik u liefheb. Jezus zeide tot hem: Weid mijne schapen.

18 Voorwaar, voorwaar zegge ik u: Toen gij jonger waart, gorddet gij u zelven, en wandeldet waar gij wildet; maar wanneer gij zult oud geworden zijn, zoo zult gij uwe handen uitstrekken, en een ander zal u gorden, en brengen waar gij niet wilt.

15 So when they had dined, Jesus saith to Simon Peter, Simon son of Jonas, lovest thou me more than these? He saith unto him, Yea, Lord: thou knowest that love thee. He saith unto him, Feed my lambs.

16 He saith to him again the second time, Simon son of Jonas, lovest thou_me? He saith unto him, Yea, Lord: thou knowest that I love thee. He saith unto him, Feed my sheep.

17 He saith unto him the third time, Simon son of Jonas, lovest thou me? Peter was grieved because he said unto him the third time, Lovest thou me? And he said unto him, Lord, thou knowest all things; thou knowest that I love thee. Jesus saith unto him, Feed my sheep.

18 Verily, verily, I say unto thee, When thou wast young, thou girdedst thyself, and walkedst whither thou wouldest: but when thou shalt be old, thou shalt stretch forth thy hands, and another shall gird thee, and carry thee whither Thou wouldest not.

19 En dit zeide hij, beteekenende met hoedanigen dood hij God verheerlijken zoude. En dit gesproken hebbende, zeide hij tot hem: Volg mij.

20 En Petrus zich omkeerende, zag den discipel volgen, dien Jezus liefhad, die ook aan het avondmaal op zijne borst gevallen was, en gezegd had: Heere! wie is 't, die u verraden zal ?

21 Als Petrus dezen zag, zeide hij tot Jezus: Heere! maar wat zal deze?

22 Jezus zeide tot hem: Indien ik wil, dat hij blijve, tot dat ik kome, wat gaat het u aan? volg gij mij 23 Dit woord dan ging uit onder de broederen, dat deze discipel niet zoude sterven. En Jezus had tot hem niet gezegd, dat hij niet sterven zoude, maar: Indien ik wil, dat hij blijve, tot dat ik kome, wat gaat het u aan?

24 Deze is de discipel, die van deze dingen getuigt, en deze dingen geschreven heeft; en wij weten, dat zijn getuigenis waarachtig is. 25 En daar zijn nog vele andere dingen, die Jezus gedaan heeft, welke, zoo zij afzonderlijk beschreven waren, ik acht, dat ook de wereld zelve de geschrevene boeken niet zoude bevatten. Amen.

19 This spake he, signifying by what death he should glorify God. And when he had spoken this, he saith unto him, Follow me.

20 Then Peter, turning about, seeth the disciple whom Jesus loved, following; (which also leaned on his breast at supper, and said, Lord, which is he that betrayeth thee?)

21 Peter seeing him, saith to Jesus, Lord, and what shall this man do?

22 Jesus saith unto him, If I will that he tarry till I come, what is that to thee? Follow thou me. 23 Then went this saying abroad among the brethren, that that disciple should not die: yet Jesus said not unto him, He shall not die; but, If I will that he tarry till I come, what is that to thee?

24 This is the disciple which testifieth of these things, and wrote these things: and we know that his testimony is true.

25 And there are also many other things which Jesus did, the which, if they should be written every one, I suppose that even the world itself could not contain the books that should be written. Amen.

[blocks in formation]

HOOFDSTUK I.

ET eerste boek heb ik ge

Theophilus! van

CHAPTER I.

THE former treatise have I made,

To Theophilus, of all that Jesus

hetgene Jezus begonnen heeft began both to do and teach,

beide te doen en te leeren,

2 Tot op den dag, in welken hij opgenomen is, nadat hij door den Heiligen Geest aan de apostelen, die hij uitverkoren had, bevelen had gegeven.

2 Until the day in which he was taken up, after that he through the Holy Ghost had given commandments unto the apostles whom he had chosen:

3 To whom also he shewed himself alive after his passion, by many infallible proofs, being seen of them forty days, and speaking of the things pertaining to the king

3 Aan welke hij ook, nadat hij geleden had, zich zelven levend vertoond heeft, met vele gewisse kenteekenen, veertig dagen lang, zijnde van hen gezien, en sprekende van de dingen, die het koning-dom of God:* rijk Gods aangaan.

4 En als hij met hen vergaderd was, beval hij hun, dat zij van Jeruzalem niet scheiden zouden, maar verwachten de belofte des Vaders, die gij, zeide hij, van mij gehoord hebt.

5 Want Johannes doopte wel met water, maar gij zult met den Heiligen Geest gedoopt worden, niet lang na deze dagen.

6 Zij dan, die zamengekomen waren, vraagden hem, zeggende Heere! zult gij in dezen tijd aan Israël het koningrijk wederoprigten?

7 En hij zeide tot hen: Het komt u niet toe, te weten de tijden of gelegenheden, die de Vader in zijne eigene magt gesteld heeft; 8 Maar gij zult ontvangen de Kracht des Heiligen Geestes, die over u komen zal; en gij zult mijne getuigen zijn, zoo te Jeruzalem, als in geheel Judea en Samaria, en tot aan het uiterste der aarde.

9 En als hij dit gezegd had, werd hij opgenomen, daar zij het zagen, en eene wolke nam hem weg van hunne oogen.

4 And being assembled together with them, commanded them that they should not depart from Jerusalem, but wait for the promise of the Father, which, saith he, ye have heard of me.

5 For John truly baptized with water; but ye shall be baptized with the Holy Ghost not many days hence.

6 When they therefore were come together, they asked of him, saying, Lord, wilt thou at this time restore again the kingdom to Israel?

7 And he said unto them, It is not for you to know the times or the seasons which the Father hath put in his own power.

8 But ye shall receive power after that the Holy Ghost is come upon you: and ye shall be witnesses unto me, both in Jerusalem, and in all Judea, and in Samaria, and unto the uttermost part of the earth. 9 And when he had spoken these things, while they beheld, he was taken up; and a cloud received him out of their sight.

10 En alzoo zij hunne oogen naar 10 And while they looked steadden hemel hielden, terwijl hij he- fastly toward heaven as he went nenvoer. ziet, twee mannen ston-up, behold, two men stood by them den bij hen in witte kleeding; in white apparel;

11 Welke ook zeiden: Gij Galilesche manner! wat staat gij en ziet op naar den hemel? Deze Jezus, die van u opgenomen is in den hemel, zal alzoo komen gelijkerwijs gij hem naar den hemel hebt zien henenvaren.

12 Toen keerden zij weder naar

11 Which also said, Ye men of Galilee, why stand ye gazing up into heaven? this same Jesus which is taken up from you inte heaven, shall so come in like manner as ye have seen him go into heaven.

12 Then returned they unto Je

Jeruzalem, van den berg, die ge-rusalem, from the mount called naamd wordt de olijf berg, welke Olivet, which is from Jerusalem a is nabij Jeruzalem, liggende van sabbath-day's journey. daar eene sabbats-reize.

13 En als zij ingekomen waren, gingen zij op naar de opperzaal, waar zij verbleven, namelijk Petrus en Jakobus, en Johannes, en Andreas, Philippus en Thomas, Bartholomeüs en Mattheüs, Jakobus, de zoon van Alpheus, en Simon Zelotes, en Judas, de broeder van Jakobus.

14 Deze allen waren eendragtelijk volhardende in het bidden en smeeken, met de vrouwen, en Maria, de moeder van Jezus, en met zijne broederen.

15 En in dezelve dagen stond Petrus op in het midden der discipelen, en sprak: (daar was nu eene schare bijeen van omtrent honderd en twintig personen)

16 Mannen broeders! deze schrift moest vervuld worden, welke de Heilige Geest door den mond Davids voorzegd heeft van Judas, die de leidsman geweest is dergenen, die Jezus vingen;

17 Want hij was met ons gerekend, en had het lot dezer bedieing verkregen.

13 And when they were come in, they went up into an upper room, where abode both Peter, and James, and John, and Andrew, Philip, and Thomas, Bartholomew and Matthew, James the son of Alpheus, and Simon Zelotes, and Judas the brother of James.

14 These all continued with one accord in prayer and supplication, with the women, and Mary the mother of Jesus, and with his brethren.

15 T And in those days Peter stood up in the midst of the disciples, and said, (the number of the names together were about an hundred and twenty,)

18 Men and brethren, this scripture must needs have been fulfilled, which the Holy Ghost by the mouth of David spake before concerning Judas, which was guide to them that took Jesus.

17 For he was numbered with us, and had obtained part of this ministry.

18 Deze dan heeft verworven 18 Now this man purchased a eenen akker, door den loon der on-field with the reward of iniquity; geregtigheid, en voorwaarts overgevallen zijnde, is midden opgeborsten, en alle zijne ingewanden zijn uitgestort.

19 En het is bekend geworden allen, die te Jeruzalem wonen, alzoo dat die akker in hunne eigene taal genoemd wordt Akeldama, dat is een akker des bloeds. 20 Want daar staat geschreven in het boek der psalmen: Zijne woonstede worde woest, en daar zij niemand, die in dezelve wone; En: Een ander neme zijn opzieners-ambt.

21 Het is dan noodig, dat van de mannen, die met ons omgegaan hebben al den tijd, in welken de Heere Jezus onder ons in- en uitgegaan is,

and falling headlong, he burst asunder in the midst, and all his bowels gushed out.

19 And it was known unto all the dwellers at Jerusalem; insomuch as that field is called in their proper tongue, Aceldama, that is to say, The field of blood.

20 For it is written in the book of Psalms, Let his habitation be desolate, and let no man dwell therein: and, His bishoprick let another take.

21 Wherefore of these men which have companied with us, all the time that the Lord Jesus went in and out among us,

22 Beginnende van den doop van Johannes, tot den dag toe, in welken hij van ons opgenomen is, één derzelve met ons getuige worde van zijne opstanding.

23 En zij stelden er twee, Jozef, genaamd Barsabas, die toegenaamd was Justus, en Matthias.

24 En zij baden en zeiden: Gij Heere! gij kenner der harten van allen, wijs van deze twee éénen aan, dien gij uitverkoren hebt, 25 Om te ontvangen het lot dezer bediening en des apostelschaps, waarvan Judas afgeweken is, dat hij henenging in zijne eigene plaats.

26 En zij wierpen hunne loten; en het lot viel op Matthias, en hij werd met gemeene toestemming tot de elf apostelen gekozen.

HOOFDSTUK II.

22 Beginning from the baptism of John, unto that same day that he was taken up from us, must one be ordained to be a witness with us of his resurrection.

23 And they appointed two, Joseph called Barsabas, who was surnamed Justus, and Matthias.

24 And they prayed, and said, Thou, Lord, which knowest the hearts of all men, shew whether of these two thou hast chosen,

25 That he may take part of this ministry and apostleship, from which Judas by transgression fell, that he might go to his own place.

26 And they gave forth their lots; and the lot fell upon Matthias; and he was numbered with the eleven apostles.

CHAPTER II.

EN als de dag des pinkster fees- AND when the day of Pentecost

tes vervuld werd, waren zij

allen eendragtelijk bijeen.

2 En daar geschiedde haastelijk uit den hemel een geluid, gelijk als van eenen geweldigen, gedrevenen wind, en vervulde het geheele huis, waar zij zaten.

3 En van hen werden gezien verdeelde tongen als van vuur, en het zat op een iegelijk van hen.

4 En zij werden allen vervuld met den Heiligen Geest, en begonnen te spreken met andere talen, zoo als de Geest hun gaf uit te spreken.

a

was fully come, they were all with one accord in one place. 2 And suddenly there came sound from heaven, as of a rushing mighty wind, and it filled all the house where they were sitting.

3 And there appeared unto them cloven tongues like as of fire, and it såt upon each of them.

4 And they were all filled with the Holy Ghost, and began to speak with other tongues, as the Spirit gave them utterance.

5 En daar waren Joden, te Jeruza- And there were dwelling at Jelein wonende, godvruchtige man-rusalem Jews, devout men, out of nen, van allen volke dergenen, die every nation under heaven. onder den hemel zijn.

6 En als deze stem geschied was, kwam de menigte te zamen en werd beroerd; want een iegelijk hoorde hen in zijne eigene taal spreken.

7 En zij ontzetteden zich allen, en verwonderden zich, zeggende tot malkander: Ziet, zijn niet alle dezen, die daar spreken, Galileërs?

6 Now when this was noised abroad, the multitude came together, and were confounded, because that every man heard them speak in his own language.

7 And they were all amazed, and marvelled, saying one to another, Behold, are not all these which speak, Galileans?

« ПретходнаНастави »