Слике страница
PDF
ePub

8 En hoe hooren wij hen, een iegelijk in onze eigene taal, in welke wij geboren zijn?

9 Parthers, en Meders, en Elamiten, en die inwoners zijn van Mesopotamië, en Judea, en Cappadocië, Pontus en Azië;

10 En Phrygië, en Pamphylië, Egypte, en de deelen van Libye, hetwelk bij Cyrene ligt, en uitlandsche Romeinen, beide Joden en Jodengenooten ;

11 Kretensen en Arabieren, wij hooren hen in onze talen de groote werken Gods spreken.

12 En zij ontzetteden zich allen, en werden twijfelmoedig, zeggende de een tegen den anderen: Wat wil toch dit zijn?

13 En anderen, spottende, zeiden: Zij zijn vol zoeten wijn.

14 Maar Petrus, staande met de elve, verhief zijne stem, en sprak tot hen: Gij Joodsche mannen, en gij allen, die te Jeruzalem woont! dit zij u bekend, en laat mijne woorden tot uwe ooren ingaan.

15 Want dezen zijn niet dronken, gelijk gij vermoedt; want het is eerst de derde ure van den dag.

16 Maar dit is het, dat gesproken is door den profeet Joël :

17 En het zal zijn in de laatste dagen, zegt God, dat ik zal uitstorten van mijnen Geest op alle vleesch; en uwe zonen en uwe dochters zullen profeteren, en uwe jongelingen zullen gezigten zien, en uwe ouden zullen droomen droo

men.

18 En ook op mijne dienstknechten en op mijne dienstmaagden zal ik in die dagen van mijnen Geest uitstorten en zij zullen profeteren. 19 En ik za. wonderen geven in den hemel bover, en teekenen op de aarde beneden, bloed, en vuur, en rookdamp.

20 De zon zal veranderd worden in duisternis, en de maan in bloed, eer de groote en doorluchtige dag des Heeren komt.

8 And how hear we every man in our own tongue, wherein we were born?

9 Parthians, and Medes, and Elamites, and the dwellers in Mesopotamia, and in Judea, and Cappadocia, in Pontus, and Asia, 10 Phrygia, and Pamphylia, in Egypt, and in the parts of Libya about Cyrene, and strangers of Rome, Jews and proselytes,

11 Cretes and Arabians, we do hear them speak in our tongues the wonderful works of God.

12 And they were all amazed, and were in doubt, saying one to another, What meaneth this?

13 Others mocking, said, These men are full of new wine.

14 T But Peter, standing up with the eleven, lifted up his voice, and said unto them, Ye men of Judea, and all ye that dwell at Jerusa lem, be this known unto you, and hearken to my words:

15 For these are not drunken, as ye suppose, seeing it is but the third hour of the day.

16 But this is that which was spoken by the prophet Joel,

17 And it shall come to pass in the last days, saith God, I will pour out of my Spirit upon all flesh: and your sons and your daughters shall prophesy, and your young men shall see visions, and your old men shall dream dreams:

18 And on my servants, and on my hand-maidens, I will pour out in those days of my Spirit; and they shall prophesy:

19 And I will shew wonders in heaven above, and signs in the earth beneath; blood, and fire, and vapour of smoke.

20 The sun shall be turned into darkness, and the moon into blood, before that great and notable day of the Lord come.

21 En het zal zijn, dat een iegelijk, die den naam des Heeren zal aanroepen, zalig zal worden. 22 Gij Israelitische mannen! hoort deze woorden: Jezus den Nazarener, eenen man, van God onder ulieden betoond door krachten, en wonderen, en teekenen, die God door hem gedaan heeft in 't midden van u, gelijk ook gij zelven weet;

23 Dezen door den bepaalden raad en vorkennis Gods overgegeven zijnde, hebt gij genomen, en door de handen der onregtvaardigen aan het kruis gehecht en gedood.

24 Dien God opgewekt heeft, de smarten des doods ontbonden hebbende, alzoo het niet mogelijk was, dat hij van denzelven zoude gehouden worden.

25 Want David zegt van hem: Ik zag dan Heere allen tijd voor mij; want hij is aan mijne regterhand, opdat ik niet bewogen worde.

26 Daarom is mijn harte verblijd, en mijne tonge verheugt zich; ja ook mijn vleesch zal rusten in hope;

27 Want gij zult mijne ziele in de helle niet verlaten, noch zult uwen Heilige over geven om verderving te zien.

28 Gij hebt mij de wegen des levens bekend gemaakt; gij zult mij vervullen met verheuging door uw aangezigt

29 Gij mannen broeders! het is mij geoorloofd, vrij uit tot u te spreken van den patriarch David, dat hij beide gestorven en begraven is en zijn graf is onder ons tot op dezen dag.

30 Alzoo hij dan een profeet was, en wist, dat God hem met eede gezworen had, dat hij uit de vrucht zijner lendenen, zoo veel het vleesch aangaat, den Christus verwekken zoude, om hem op zijnen troon te zetten;

31 Zoo heeft hij dit voorziende

21 And it shall come to pass, that whosoever shall call on the name of the Lord, shall be saved.

22 Ye men of Israel, hear these words; Jesus of Nazareth, a man approved of God among you by miracles, and wonders, and signs, which God did by him in the midst of you, as ye yourselves also know:

23 Him, being delivered by the determinate counsel and foreknowledge of God, ye have taken, and by wicked hands have crucified and slain:

24 Whom God hath raised up, having loosed the pains of death: because it was not possible that he should be holden of it.

25 For David speaketh concerning him, I foresaw the Lord always before my face; for he is on my right hand, that I should not be moved:

26 Therefore did my heart rejoice, and my tongue was glad; moreover also, my flesh shall rest in hope:

27 Because thou wilt not leave my soul in hell, neither wilt thou suffer thine Holy One to see corruption.

28 Thou hast made known to me the ways of life; thou shalt make me full of joy with thy counte

nance.

29 Men and brethren, let me freely speak unto you of the patriarch David, that he is both dead and buried, and his sepulchre is with us unto this day.

30 Therefore being a prophet, and knowing that God had sworn with an oath to him, that of the fruit of his loins, according to the flesh, he would raise up Christ to sit on his throne;

31 He seeing this before, spake

gesproken van de opstanding van | of the resurrection of Christ, that Christus, dat zijne ziel niet is ver- his soul was not left in hell, neilaten in de hel, noch zijn vleesch ther his flesh did see corruption. verderving heeft gezien.

32 Dezen Jezus heeft God opgewekt; waarvan wij allen getuigen zijn.

33 Hij dan, door de regter hand Gods verhoogd zijnde, en de belofte des Heiligen Geestes ontvangen hebbende van den Vader, heeft dit uitgestort, dat gij nu ziet en hoort.

34 Want David is niet opgevaren in de hemelen; maar hij zegt: De Heere heeft gesproken tot mijnen Heere: Zit aan mijne regterhand,

35 Tot dat ik uwe vijanden zal gezet hebben tot eene voetbank uwer voeten.

[ocr errors]

32 This Jesus hath God raised up whereof we all are witnesses.

33 Therefore being by the righ hand of God exalted, and having received of the Father the promise of the Holy Ghost, he hath shec forth this, which ye now see anc hear.

34 For David is not ascended intc the heavens, but he saith himself The LORD said unto my Lord, Sii thou on my right hand,

35 Until I make thy foes thy footstool.

36 Zoo wete dan zekerlijk het 36 Therefore let all the house of gansche huis Israëls, dat God hem Israel know assuredly, that God tot eenen Heer en Christus gemaakt | hath made that same Jesus whom heeft, namelijk dezen Jezus, dien ye have crucified, both Lord and gij gekruist hebt. Christ.

37 En als zij dit hoorden, werden zij verslagen in het hart, en zeiden tot Petrus en de overige apostelen: Wat zullen wij doen, mannen broeders?

38 En Petrus zeide tot hen: Bekeert u, en een iegelijk van u worde gedoopt in den naam van Jezus Christus, tot vergeving der zonden; en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen.

39 Want u komt de belofte toe, en uwen kinderen, en allen, die daar verre zijn, zoo velen als er de Heere onze God toe roepen zal.

40 En met veel meer andere woorden betuigde hij. en vermaande hen, zeggende: Wordt behouden van dit verkeerd geslacht

41 Die dan zijn woord gaarne aannamen, werden gedoopt; en daar worden op dien dag toegedaan omtrent drie duizend zielen.

[blocks in formation]

37 Now when they heard this, they were pricked in their heart, and said unto Peter and to the rest of the apostles, Men and brethren, what shall we do?

38 Then Peter said unto them, Repent, and be baptized every one of you in the name of Jesus Christ, for the remission of sins, and ye shall receive the gift of the Holy Ghost.

39 For the promise is unto you, and to your children, and to all that are afar off, even as many as the Lord our God shall call.

40 And with many other words did he testify and exhort, saying, Save yourselves from this untoward generation.

41 Then they that gladly received his word, were baptized: and the same day there were added unto them about three thousand souls.

42 And they continued steadfastly in the apostles' doctrine ina fer

gemeenschap, en in de breking | lowship, and in breaking of bread, des broods, en in de gebeden. and in prayers.

43 En vreeze kwam over alle ziele; en vele wonderen en teekenen geschiedden door de apostelen.

44 En allen, die geloofden, waren bijeen, en hadden alle dingen gemeen.

45 En zij verkochten hunne goederen en have, en verdeelden ze aan allen, naar dat elk van noode had.

46 En dagelijks eendragtelijk in den tempel volhardende, en van huis tot huis brood brekende, aten zij te zamen met verheuging en eenvoudigheid des harten,"

47 En prezen God, en hadden genade bij het gansche volk. En de Heere deed dagelijks tot de gemeente, die zalig werden.

HOOFDSTUK III.

PETRUS nu en Johannes gingen

te zamen op naar den tempel, omtrent de ure des gebeds, zijnde de negende;

2 En een zeker man, die kreupel was van zijn moeders lijve, werd gedragen, dien zij dagelijks zetteden aan de deur destempels, genaamd de schoone, om eene aalmoes te begeeren van degenen, die in den tempel gingen.

3 Welke Petrus en Johannes ziende, als zij in den tempel zouden ingaan, bad, dat hij eene aalmoes mogte ontvangen.

4 En Petrus, sterk op hem ziende, met Johannes, zeide: Zie op

ons.

5 En hij hield de oogen op hen, verwachtende dat hij iets van hen zoude ontvangen.

6 En Petrus zeide: Zilver en goud heb ik niet; maar 't gene ik heb, dat geve ik u: In den naam van Jezus Christus, den Nazarener, sta op en wandel!

7 En hem grijpende bij de regter-hand, rigtede hij hem op; en

43 And fear came upon every soul: and many wonders and signs were done by the apostles.

44 And all that believed were together, and had all things com mon;

45 And sold their possessions and goods, and parted them to all men, as every man had need.

46 And they, continuing daily with one accord in the temple, and breaking bread from house to house, did eat their meat with gladness and singleness of heart,

47 Praising God, and having favour with all the people. And the Lord added to the church daily such as should be saved.

[blocks in formation]

terstond werden zijne voeten en enkelen vast.

8 En hij opspringende stond en wandelde, en ging met hen in den tempel, wandelende en springende, en lovende God.

9 En al het volk zag hem wandelen en God loven.

10 En zij kenden hem, dat hij die was, die om eene aalmoes gezeten had aan de Schoone poort des tempels; en zij werden vervuld met verbaasdheid en ontzetting over hetgene hem geschied was. 11 En als de kreupele, die gezond gemaakt was, Petrus en Johannes vasthield, liep al het volk gezamentlijk tot hen in het voorhof, 't welk Salomo's voorhof genaamd wordt, verbaasd zijnde.

mediately his feet and ancle-bones received strength.

8 And he, leaping up, stood, and walked, and entered with them into the temple, walking, and leaping, and praising God.

9 And all the people saw him walking and praising God:

10 And they knew that it was he which sat for alms at the Beautiful gate of the temple: and they were filled with wonder and amazement at that which had happened unto him.

11 And as the lame man which was healed held Peter and John, all the people ran together unto them in the porch that is called Solomon's, greatly wondering.

12 En Petrus, dat ziende, ant- 12 T And when Peter saw it, he woordde tot het volk: Gij Israëli- answered unto the people, Ye men tische mannen! wat verwondert of Israel, why marvel ye at this? gij u hierover? of wat ziet gij zoo or why look ye so earnestly on us, sterk op ons, als of wij door onze as though by our own power or holieigene kracht of godzaligheid de-ness we had made this man to walk? zen hadden doen wandelen?

13 De God Abrahamns, en Isaäks, en Jakobs, de God onzer vaderen, neeft zijn kind Jezus verheerlijkt, dien gij overgeleverd hebt, en hebt hem verloochend voor het aangezigt van Pilatus, als hij oordeelde, dat men hem zoude loslaten. 14 Maar gij hebt den Heilige en Regtvaardige verloochend, en hebt begeerd, dat u een man, die een doodslager was, zoude geschonken worden;

15 En den Vorst des levens hebt gij gedood, dien God opgewekt heeft uit de docden; waarvan wij getuigen zijn.

13 The God of Abraham, and of Isaac, and of Jacob, the God of our fathers hath glorified his Son Jesus; whom ye delivered up, and denied him in the presence of Pilate, when he was determined tc let him go.

14 But ye denied the Holy One, and the Just, and desired a murderer to be granted unto you;

15 And killed the Prince of life, whom God hath raised from the dead; whereof we are witnesses.

16 En door het geloof in zijnen 16 And his name, through faith naam, heeft zijn naam dezen ge- in his name, hath made this man sterkt, dien gij ziet en kent; en strong, whom ye see and know! het geloof, dat door hem is, heeft yea, the faith which is by him, hem deze volmaakte gezondheid hath given him this perfect soundgegeven, in u aller tegenwoordig-ness in the presence of you all.

heid.

17 En nu, broeders! ik weet, dat gij 't door onwetendheid gedaan hebt, gelijk ook uwe oversten;

17 And now, brethren, I wot that through ignorance ye did it, as did also your rulers.

« ПретходнаНастави »