Слике страница
PDF
ePub

door goddelijke openbaring vermaand van eenen heiligen engel, dat hij u zoude ontbieden te zijnen huize, en dat hij van u woorden dr zaligheid zoude hooren.

angel to send for thee into his house, and to hear words of thee.

23 Als hij hen dan ingeroepen 23 Then called he them in, and had, ontving hij hen in huis. Doch | lodged them. And on the morrow des anderen daags ging Petrus met Peter went away with them, and hen henen, en sommige der broe- certain brethren from Joppa acderen, die van Joppe waren, gingen | companied him.

met hem.

24 En des anderen daags kwamen zij te Cesarea. En Cornelius verwachtede hen, zamengeroepen hebbende die van zijne maagschap en bijzonderste vrienden.

25 En als het geschiedde, dat Petrus inkwam, ging Cornelius hem te gemoet, en vallende aan zijne voeten, aanbad hij.

26 Maar Petrus rigtte hem op, zeggende: Sta op, ook ik zelf ben een mensch.

27 En met hem sprekende, ging hij in, en vond er velen, die zamengekomen waren.

28 En hij zeide tot hen: Gij weet, hoe het eenen Joodschen man ongeoorloofd is, zich te voegen of te gaan tot eenen vreemde; doch God heeft mij getoond, dat ik geen' mensch zoude gemeen of onrein heeten.

29 Daarom ben ik ook zonder tegenspreken gekomen, ontboden zijnde. Zoo vraag ik dan, om wat reden gij mij hebt ontboden?

30 En Cornelius zeide: Sedert vier dagen was ik vastende tot deze ure toe, en ter negende ure bad ik in mijn huis.

31 En ziet, een man stond voor mij in een blinkend kleed, en zeide: Cornelius! uw gebed is verhoord, en uwe aalmoezen zijn voor God gedacht geworden.

32 Zend dan naar Joppe, en ontbied Simon, die toegenaamd wordt Petrus; in het huis van Simon den lederbereider, aan de zee, ligt deze te huis, welke, hier gekomen zijnde, tot u spreken zal.

24 And the morrow after they entered into Cesarea. And Cornelius waited for them, and had called together his kinsmen and near friends.

25 And as Peter was coming in, Cornelius met him, and fell down at his feet, and worshipped him.

26 But Peter took him up, saying, Stand up: I myself also am a man.

27 And as he talked with him, he went in, and found many that were come together.

28 And he said unto them, Ye know how that it is an unlawful thing for a man that is a Jew to keep company, or come unto one of another nation; but God hath shewed me that I should not call any man common or unclean.

29 Therefore came I unto you without gainsaying, as soon as I was sent for: I ask therefore for what intent ye have sent for me?

30 And Cornelius said, Four days ago I was fasting until this hour; and at the ninth hour I prayed in my house, and behold, a man stood before me in bright clothing,

31 And said, Cornelius, thy prayer is heard, and thine alms are had in remembrance in the sight of God.

32 Send therefore to Joppa, and call hither Simon, whose surname is Peter; he is lodged in the house of one Simon a tanner, by the seaside: who, when he cometh, shall speak unto thee.

33 Zoo heb ik dan van stonde aan tot u gezonden, en gij hebt wél gedaan, dat gij hier gekomen zijt. Wij zijn dan nu allen hier tegenwoordig voor God, om te hooren al hetgene u van God bevolen is.

33 Immediately therefore I sent to thee; and thou hast well done that thou art come. Now therefore are we all here present before God, to hear all things that are commanded thee of God.

34 En Petrus, den mond open- 34 ¶ Then Peter opened his doende, zeide: Ik verneme in mouth, and said, Of a truth I per waarheid, dat God geen aanne-ceive that God is no respecter of

mer is des persoons;

35 Maar dat in allen volke, die hem vreest en geregtigheid werkt, hem aangenaam is.

36 Wat aangaat het woord, dat hij gezonden heeft den kinderen Israëls, verkondigende vrede door Jezus Christus; (deze is een Heere van allen.)

37 Gijlieden weet de zaak, die geschied is door geheel Judea, beginnende van Galilea, na den doop, welken Johannes gepredikt heeft;

persons:

35 But in every nation, he that feareth him and worketh_righteousness, is accepted with him.

36 The word which God sent un. to the children of Israel, preaching peace by Jesus Christ: (he is Lord of all:)

37 That word, I say, ye know which was published throughout all Judea, and began from Galilee, after the baptism which John preached;

38 Belangende Jezus van Naza- 38 How God anointed Jesus of reth, hoe God hem gezalfd heeft Nazareth with the Holy Ghost and met den Heiligen Geest en met with power: who went about doing kracht; die het land doorgegaan good, and healing all that were opis, goed doende, en genezende al-pressed of the devil; for God was len, die van den duivel overwel- with him. digd waren; want God was met

hem.

39 En wij zijn getuigen van al hetgeen hij gedaan heeft, beide in het Joodsche land en te Jeruzalem; welken zij gedood hebben, hem hangende aan een hout.

40 Dezen heeft God opgewekt ten derden dage, en gegeven, dat hij openbaar zoude worden;

41 Niet al den volke, maar den getuigen, die van God te voren verkoren waren, ons namelijk, die met hem gegeten en gedronken hebben, nadat hij uit de dooden opgestaan was.

39 And we are witnesses of all things which he did, both in the land of the Jews, and in Jerusalem; whom they slew and hanged on a

tree:

40 Him God raised up the third day, and shewed him openly;

41 Not to all the people, but unto witnesses chosen before of God, even to us, who did eat and drink with him after he rose from the dead.

42 En hij heeft ons geboden, den 42 And he commanded us to volke te prediken en te betuigen, preach unto the people, and to tesdat hij is degene, die van God ver-tify that it is he which was ordainordend is tot een' Regter van leed of God to be the Judge of quick venden en dooden. and dead.

43 Dezen geven getuigenis alle de profeten, dat een iegelijk, die

43 To him give all the prophets witness that through his name

44 While Peter yet spake these words, the Holy Ghost fell on all them which heard the word.

in hem gelooft, vergeving der zon- | whosoever believeth in him shall den ontvangt door zijnen naam. receive remission of sins. 44 Als Petrus nog deze woorden sprak, viel de Heilige Geest op allen, die het woord hoorden. 45 En de geloovigen, die uit de besnijdenis waren, zoo velen als er met Petrus waren gekomen, ontzetteden zich, dat de gave des Heiligen Geestes ook op de heidenen uitgestort werd.

46 Want zij hoorden hen spreken met vreemde talen, en God groot maken. Toen antwoordde Petrus: 47 Kan ook iemand het water weren, dat deze niet gedoopt zouden worden, welke den Heiligen Geest ontvangen hebben, gelijk ook wij?

48 En hij beval, dat zij zouden gedoopt worden in den naam des Heeren. Toen baden zij hem, dat hij eenige dagen bij hen bleef.

HOOFDSTUK XI.

45 And they of the circumcision which believed, were astonished, as many as came with Peter, because that on the Gentiles also was poured out the gift of the Holy Ghost.

46 For they heard them speak with tongues, and magnify God. Then answered Peter,

47 Can any man forbid water, that these should not be baptized, which have received the Holy Ghost as well as we?

48 And he commanded them to be baptized in the name of the Lord. Then prayed they him to tarry certain days.

CHAPTER XI.

DE apostelen nu, en de broeders, AND the apostles and brethren waren, hoorden, dat ook de heidenen het woord Gods aangenomen hadden.

2 En toen Petrus opgegaan was naar Jeruzalem, twisteden tegen hem degenen, die uit de besnijdenis waren,

3 Zeggende: Gij zijt ingegaan tot mannen, die de voorhuid hebben, en hebt met hen gegeten. 4 Maar Petrus, beginnende, verhaalde het hun achtervolgens, zeggende:

that were in Judea, heard that the Gentiles had also received the word of God.

2 And when Peter was come up to Jerusalem, they that were of the circumcision contended with him,

3 Saying, Thou wentest in to men uncircumcised, and didst eat with them.

4 But Peter rehearsed the matter from the beginning, and expounded it by order unto them, saying, 5 I was in the city of Joppa pray

5 Ik was in de stad Joppe biddende; en ik zag in eene verruk-ing: and in a trance I saw a vision, king van zinnen een gezigt, namelijk een zeker vat, gelijk een groot linnen laken, nederdalende, bij de vier hoeken nedergelaten uit den hemel, en het kwam tot bij mij.

6 Op welk laken als ik de oogen hield, zoo merkte ik, en zag de viervoetige dieren der aarde, en de wilde, en de kruipende dieren, en de vogelen des hemels.

A certain vessel descend, as it had been a great sheet, let down from heaven by four corners; and it came even to me:

6 Upon the which when I had fastened mine eyes, I considered, and saw four-footed beasts of the earth, and wild beasts, and creeping things, and fowls of the air.

7 En ik hoorde eene stemme, { 7 And I heard a voice saying un die tot mij zeide: Sta op, Petrus! to me, Arise, Peter; slay, and eat. slagt en eet.

8 Maar ik zeide: Geenszins, Heere! want nooit is iets, dat gemeen of onrein was, in mijnen mond ingegaan.

9 Doch de stemme antwoordde mij ten tweeden maal uit den hemel: Hetgeen God gereinigd heeft, zult gij niet gemeen maken. 10 En dit geschiedde tot driemaal; en alles werd wederom opgetrokken in den hemel.

11 En ziet, ter zelfder ure stonden er drie mannen voor het huis, daar ik in was, die van Cesarea tot mij afgezonden waren.

12 En de Geest zeide tot mij, dat ik met hen gaan zoude, niet twijfelende. En met mij gingen ook deze zes broeders, en wij zijn in des mans huis ingegaan;

13 En hij heeft ons verhaald, hoe hij den engel gezien had, die in zijn huis stond, en tot hem zeide: Zend mannen naar Joppe, en ontbied Simon, die toegenaamd is Petrus;

14 Die woorden tot u zal spreken, door welke gij zult zalig worden, en uw gansche huis.

15 En als ik begon te spreken, viel de Heilige Geest op hen, gelijk ook op ons in het begin.

16 En ik werd gedachtig aan het woord des Heeren, noe hij zeide: Johannes doopte wel met water, maar gijlieden zult gedoopt worden met den Heiligen Geest.

17 Indien dan God hun evengelijke gaven gegeven heeft, als ook ons, die in den Heere Jezus Christus geloofd hebben, wie was ik toch, die God konde weren?

18 En als zij dit hoorden, waren zij te vreden, en verheerlijkten God, zeggende Zoo heeft dan God ook den heidenen de bekeering gegeven ten leven!

19 Degenen nu, die verstrooid waren door de verdrukking, die ten tijde van Stephanus geschied

8 But I said, Not so, Lord: for nothing common or unclean hath at any time entered into my mouth.

9 But the voice answered me again from heaven, What God hath cleansed, that call not thou common.

10 And this was done three times: and all were drawn up again into heaven.

11 And behold, immediately there were three men already come unto the house where I was, sent from Cesarea unto me.

12 And the Spirit bade me go with them, nothing doubting. Moreover, these six brethren accompanied me, and we entered into the man's house:

13 And he shewed us how he had seen an angel in his house, which stood and said unto him, Send men to Joppa, and call for Simon, whose surname is Peter;

14 Who shall tell thee words, whereby thou and all thy house shall be saved.

15 And as I began to speak, the Holy Ghost fell on them, as on us at the beginning.

16 Then remembered I the word of the Lord, how that he said, John indeed baptized with water; but ye shall be baptized with the Holy Ghost.

17 Forasmuch then as God gave them the like gift as he did unto us, who believed on the Lord Jesus Christ, what was I, that I could withstand God?

18 When they heard these things, they held their peace, and glorified God, saying, Then hath God also to the Gentiles granted repentance unto life.

19 Now they which were scattered abroad upon the persecution that arose about Stephen, travelled

was, gingen het land door tot Phenicië toe, en Cyprus, en Antiochië, tot niemand het woord sprekende, dan alleen tot de Joden.

20 En daar waren eenige Cyprische en Cyreneische mannen uit hen, welke te Antiochië gekomen zijnde, spraken tot de Griekschen, verkondigende den Heere Jezus. 21 En de hand des Heeren was met hen; en een groot getal geloofde, en bekeerde zich tot den Heere.

22 En het gerucht van hen kwain tot de ooren der gemeente, die te Jeruzalem was; en zij zonden Barnabas uit, dat hij het land doorging tot Antiochië toe.

23 Welke, daar gekomen zijnde, en de genade Gods ziende, verblijd werd, en hen allen vermaande, dat zij met een voornemen des harten bij den Heere zouden blijven.

24 Want hij was een goed man, en vol des Heiligen Geestes en des geloofs; en er werd eene groote schare den Heere toegevoegd. 25 En Barnabas ging uit naar Tarsen, om Saulus te zoeken; en als hij hem gevonden had, bragt hij hem te Antiochië.

26 En het geschiedde, dat zij een geheel jaar te zamen vergaderden in de gemeente, en eene groote schare leerden; en dat de discipelen te Antiochië het eerst Christenen genaamd werden.

27 En in dezelve dagen kwamen eenige profeten af van Jeruzalem te Antiochië.

28 En één uit hen, met name Agabus, stond op, en gaf te kennen door den Geest, dat er een groote hongersnood zoude wezen over de geheele wereld; dewelke ook gekorien is onder den keizer Claudius.

29 En naar dat een iegelijk der discipelen vermogt, besloot elk van hen iets te zenden ter dienste der broederen, die in Judea woonden. 30 Hetwelk zij ook deden, en

[merged small][ocr errors][merged small]

22 ¶ Then tidings of these things came unto the ears of the church which was in Jerusalem: and they sent forth Barnabas, that he should go as far as Antioch.

23 Who, when he came, and had seen the grace of God, was glad, and exhorted them all, that with purpose of heart they would cleave unto the Lord.

24 For he was a good man, and full of the Holy Ghost, and of faith: and much people was added unto the Lord.

25 Then departed Barnabas to Tarsus, for to seek Saul:

26 And when he had found him, he brought him unto Antioch. And it came to pass, that a whole year they assembled themselves with the church, and taught much people. And the disciples were called Christians first in Antioch.

27 ¶ And in these days came prophets from Jerusalem unto Antioch.

28 And there stood up one of them named Agabus, and signified by the Spirit, that there should be great dearth throughout all the world: which came to pass in the days of Claudius Cesar.

29 Then the disciples, every man according to his ability, determin ed to send relief unto the brethren which dwelt in Judea.

30 Which also they did, and sent

« ПретходнаНастави »